skip to Main Content

Een bezoek van marskramer Job: Laat me niet alleen…

Een bijzonder contact in de wondere wereld van dementie

Als marskramer Job bezoek ik ouderen met dementie in verzorgings- en verpleeghuizen. Met een koffer, rugkorf en stofjas vol met prachtige herinneringen aan vroeger stap ik letterlijk in de belevingswereld van ouderen met dementie. Mijn bezoek is vooral afgestemd op de persoonlijke behoeftes van de ouderen. In het contact maak ik gebruik van alle zintuigen. Juist door geen plan te maken of doel te stellen ontstaan vaak de mooiste contactmomenten. Een bijzonder contact waarin je de mens achter de dementie beter leert kennen en begrijpen. Ieder mens heeft een verhaal met zijn eigen geschiedenis en levenservaringen. Graag wil ik jullie meenemen in deze bijzondere ontmoetingen in de wondere wereld van ouderen met dementie. De naam van de bewoner is in het beschreven verhaal aangepast in verband met de privacy.

Laat me niet alleen

Marskramer Job is op bezoek bij een kleinschalig wonen-locatie voor mensen met dementie. Als Job de huiskamer binnenkomt, ziet hij aan een tafel twee oude dames zitten, een van hen heeft haar ogen dicht. Aan de andere kant van de tafel zit mevrouw Luzac in haar rolstoel. Ze staart wat voor zich uit en oogt een beetje stuurs. Later blijkt die indruk het gevolg te zijn van een leven met veel verlies en verlatingsangst. Wanneer Job langs de tafel loopt met zijn ladekast op wieltjes plaatst hij deze op een centrale plaats. Job begroet de bewoners, die hem hoopvol en met volledige aandacht aankijken. “Komt u muziek maken,” vraagt mevrouw Dekker. Muziek… ja ach natuurlijk. Job besluit na deze aankondiging het bekende liedje ‘Op de grote stille heide’ in te zetten. Met succes. De bewoners zingen vol overgave, en zelfs mevrouw Luzac zingt mee. Job loopt kort daarna even terug naar de tafel waaraan mevrouw Luzac zit. Voor haar op tafel staan allemaal kerstkaarten uitgestald. “Wat heeft een prachtige kaarten gekregen,” laat Job weten. “Gelukkig zijn er nog mensen die aan u denken.” “Daar heb je zo weinig aan,” reageert mevrouw Luzac verbitterd. “Je bekijkt de kaarten en dan zet je ze weer weg. Ze kunnen beter op bezoek komen, daar heb je meer aan. Als je in zo’n huis terechtkomt dan zie je ze niet meer.”

“Daarom kom ik nu ook bij u op bezoek,” zegt Job. “Ja, dat is waar. Maar jij gaat straks ook weer weg.” Job stelt voor haar een kaart te sturen. “Je weet mijn naam nog niet eens.” geeft mevrouw Luzac aan. Job stelt zich nog even aan haar voor. “Mijn naam is Luzac,” antwoordt ze. ”Mijn man kwam uit Frankrijk.” “Wat een mooie naam,” zegt Job. “Die kom je niet veel tegen.” Uit de ladekast pakt Job een kaartje en een pen. Aan tafel schrijft Job op het kaartje. “Voor mevrouw Luzac, Ik wens u veel geluk, liefde en vriendschap. Met hartelijke groet, Marskramer Job.”

Maar ja, hoe schrijf je foutloos een Franse achternaam? Zonder dat Job het aan mevrouw Luzac hoeft te vragen, begint zij uit zichzelf al haar naam te spellen L-u-z-a-c. Het lijkt een routine te zijn voor mevrouw Luzac. Hoeveel mensen zijn er in al die jaren niet geweest die aan haar hebben gevraagd ‘Kunt u het voor mij spellen of hoe schrijf ik dat?’ Terwijl Job het kaartje bij mevrouw Luzac aan tafel schrijft, volgen haar ogen zijn handbeweging. “Wat schrijf je netjes,” merkt ze op. Als Job het kaartje overhandigt aan mevrouw Luzac leest zij de geschreven tekst voor. “Heel mooi.” Mevrouw Luzac spreekt haar waardering uit. ”U heeft al heel wat kaarten ontvangen,” zegt Job. Mevrouw Luzac telt de kaarten die voor haar staan. Tijdens het contactmoment vertelt mevrouw Luzac dat zij als baby te vondeling is gelegd en ze deelt openhartig het verlies van haar man. “Vergeten doe je het nooit.” Ze heeft het ergens een plekje kunnen geven, maar het verlies blijft. “Hij is nog wel hier.” Mevrouw Luzac wrijft met haar hand over haar hart. Wanneer Job belangstellend vraagt of zij haar man ook in Frankrijk heeft ontmoet kan mevrouw Luzac daar geen antwoord op geven. “Dat is al zolang geleden, dat weet ik niet meer.” ‘Hoe ben jij hier gekomen met de bus of trein?’ vraagt mevrouw Luzac aan Job. ”Met de auto,” laat Job weten. “Zo toe maar,” reageert mevrouw Luzac met verbazing. “Vroeger moest je lopen als je geen fiets had.” Tijdens de vaak korte gesprekjes staan geregeld de tranen in haar ogen. Beetje bij beetje vallen de puzzelstukjes in elkaar van haar gevoelens van verlies en gemis. Dit wordt nogmaals bevestigd wanneer Job de bewoners voorleest uit het boekje ‘Een vriend is iemand die om je geeft’. De bewoners luisteren met volledige aandacht naar het verhaal. Wanneer Job de laatste zinnen uit het boekje leest ‘En sommige mensen hebben maar een paar vrienden…’ vult Mevrouw Luzac aan “En sommige mensen hebben d’r geen een.” “Maar iedereen,” leest Job verder, “iedereen op de hele wereld heeft minstens een vriend. Heb je de jouwe al gevonden?” Vurig reageert mevrouw Luzac: “Zij hebben ook geen vrienden, anders hadden ze wel wat gezegd.” Haar medebewoners zwijgen. Het is ook om stil van te worden. Zeker als je je bedenkt dat mevrouw Luzac Job liet weten” je kunt beter geen vrienden hebben, dan kun je ze ook niet verliezen.”

Toelichting;

Mensen met dementie krijgen veel met verlies te maken. De wereld om hen heen wordt steeds kleiner. Ten eerste raken ze beetje bij beetje hun geheugen kwijt. Ten tweede komen in hun directe omgeving ook familie, vrienden en medebewoners te overlijden. Mensen met dementie kunnen ook rouwgevoelens ervaren. Het is daarom belangrijk om dit verlies een plekje te geven. Daarnaast kan het gevoel van verlies en angst wat iemand doorgaans in zijn leven ervaren heeft door de dementie weer terugkomen en versterkt worden. Het is ook voor naasten een verlies en een rouwproces om een dierbare met dementie te zien veranderen en uiteindelijk kwijt te raken. Het is niet meer die persoon die hij of zij was. Het wordt steeds lastiger om contact te krijgen. De stap om iemand met dementie nog te bezoeken, wordt steeds groter. Je hoort familie nog weleens zeggen ‘Wat heeft het voor zin, ze herkent me toch niet meer, als ik kom heeft ze heeft altijd haar ogen dicht.’ Het blijft een oneerlijk excuus om iemand met dementie niet meer te bezoeken. Uit het verhaal van mevrouw Luzac is het overduidelijk hoe waardevol het is om bezoek te krijgen. Het is belangrijk dat mensen met dementie zich gezien en gehoord voelen en van ons alle mogelijke liefdevolle aandacht krijgen die juist zij zo hard nodig hebben. Sophia den Otter beschrijft in haar gedicht “Als ik oud geworden ben” over de gevoelsbeleving van iemand met dementie: “Als ik geen mensen meer herken en niet eens je naam nog weet. Pak dan mijn hand nog even beet en zeg me zo gedag. Laat voelen dat je me mag. Wellicht dat ik het gevoel herken dat ik voor iemand, iemand ben. (1-4)”

Bron (foto): www.goeddoenvooreenander.nl

Back To Top